"Als mijn aanvaller één-tegen-één komt zeg ik altijd: "Laat het hem lekker uitzoeken." Dan zeggen de spelers: "We kunnen
hem toch helpen?" Mijn antwoord is dan: ten eerste is de kans groot dat je in de weg loopt en bovendien trek je als tweede
aanvaller een tweede verdediger mee en twee tegen twee is moeilijker dan één-tegen-één."
"Als wij de bal hebben kunnen zij niet scoren."
"Je moet altijd zorgen dat je een doelpunt meer scoort als de tegenstander."
"Je moet schieten, anders ken je niet scoren." (Johan Cruijff, legendarisch nummer 14)
Doelpunten van uitzonderlijke
schoonheid: eens in de zoveel tijd valt er ergens op de velden weer zo'n oogstrelende treffer die voor eeuwig op het netvlies
blijft staan. Neem nu als voorbeeld de wereldgoal van Marco van Basten tijdens het EK ’89. Zo’n bal raak je maar
een keer(of soms helemaal niet) in je leven goed. Een paar millimeter naar links of rechts en de bal was huizenhoog over of
naast gegaan, en niemand had ooit nog over dat schot gepraat. Maar dat was(gelukkig) niet het geval. Tot aan de dag van vandaag
praat iedereen er nog over hoe hij dat doelpunt maakte.
Maar als er tegenwoordig dan zo’n
oogstrelende treffer gemaakt is, wordt er meestal nog meer gepraat over het juichen na de tijd, dan over het doelpunt zelf.
Vandaag de dag wordt er heel anders gereageerd. Bij zo’n oogstrelend doelpunt lopen ze dan naar de cornervlag en daar
begint dan de orgie. Ik heb me altijd groen, geel, paars en blauw geërgerd aan die orgies bij de cornervlag na een doelpunt.
Men zegt dat er geen homo's in het betaalde voetbal zijn…. Maar als er eentje zijn shirt uittrekt, dan weten negen bronstige
ploeggenoten niet hoe snel ze hem moeten bespringen. Hupsakee, ook de reservespelers er bovenop en in sommige gevallen komt
er nog een hijgende keeper het veld oversteken om de half ontblote doelpuntenmaker te betasten.
Bij het aanzien van dit alles
op de buis(meestal bij eef), denk ik bij mezelf, heren van het betaalde voetbal neem toch gewoon eens een keer het voorbeeld
over van het damesvoetbal. Daar wordt nog gejuicht zoals het vroeger ging. Gewoon na een doelpunt twee handen in de lucht
steken en 'awieeeh!' of 'oink' roepen, precies zoals Ruud Gullit en Marco van Basten vroeger deden. Uiteraard mogen de teamgenoten
hetzelfde doen, eventueel met een klein hupje erbij als het een heel mooi doelpunt was.